In België voelen Joodse burgers de dreiging van toenemend antisemitisme steeds sterker. In een recent Jerusalem Post-artikel getuigen Belgische Joden dat antisemitisme in het land “genormaliseerd” raakt en dat het aanvoelt alsof men constant onder vuur ligt, zeker sinds de oorlog tussen Israël en Hamas in oktober 2023. Israël’s minister voor Diasporazaken, Amichai Chikli, ging zelfs zo ver om Joden in België op te roepen het land te verlaten. Hij beweert dat België “is overgenomen door islamisten” en de Joodse gemeenschap niet langer kan worden beschermd. Begin 2025 keurde de Israëlische regering een plan goed om immigratie (aliya) uit onder meer België en Frankrijk actief aan te moedigen . Deze dramatische oproep illustreert de wanhoop over het veiligheidsklimaat: Belgische Joden krijgen te horen dat ze beter kunnen emigreren om hun toekomst veilig te stellen.
Toch rijst de vraag of dit vertrekscenario niet voorbijgaat aan een dieper liggend probleem. Hoewel fysiek gevaar reëel is – België had per hoofd van de bevolking het hoogste aantal geronselde IS-strijders van Europa, en antisemitische incidenten nemen toe – voltrekt de neergang van de Belgische Joodse gemeenschap zich al jaren in stilte. Die neerwaartse spiraal heeft niet alleen te maken met haat van buitenaf, maar ook met een interne beleidscrisis. Terwijl de wereld focust op antisemitisme, woekert binnen de gemeenschap een even existentiële bedreiging: het falen van de eigen instellingen om de toekomst veilig te stellen.
Leegloop en economische neergang
Reeds geruime tijd verlaat een gestage stroom Joodse families ons land, op zoek naar betere vooruitzichten elders. Dit verloopt opvallend stil; er is geen massale publieke emigratiegolf, maar eerder een geleidelijke braindrain en gezinsmigratie. De implosie van de diamanthandel in Antwerpen – decennialang de economische ruggengraat van de Joodse gemeenschap – heeft hier veel mee te maken. Nog geen twintig jaar geleden verdiende circa 80% van de Antwerpse Joden de kost in de diamantsector. Die sector is de afgelopen decennia echter grotendeels uit Joodse handen geglipt: Indische Jain-handelaren domineren nu de Antwerpse diamantindustrie en hebben de orthodox-Joodse handelaars geleidelijk verdrongen over de laatste 60 jaar. Met het wegebben van die economische pijler verloor de gemeenschap niet alleen inkomen en werkgelegenheid, maar ook een belangrijk sociaal bindmiddel.
Vandaag de dag blijft eigenlijk nog slechts de ultra-orthodoxe (vooral chassidische) zuil relatief overeind in Antwerpen. Deze groep – vaak grootgezinnen behorend tot gesloten gemeenschappen – houdt hardnekkig vast aan Antwerpen als thuisbasis, mede door hun sterke onderlinge netwerk en religieuze infrastructuur. Maar de meer gematigde of seculiere Joodse middenklasse is grotendeels verdwenen of op weg naar de uitgang. Jonge afgestudeerden trekken naar het buitenland, gezinnen emigreren naar Israël, de VS of het VK, of integreren stilaan in de bredere samenleving buiten de traditionele Joodse wijk.
Emigreren naar Israël (aliya) is echter geen eenvoudige optie voor iedereen. De levensduurte en vooral de vastgoedprijzen in Israël zijn de voorbije jaren enorm gestegen, wat voor Belgische Joden een hoge drempel vormt om die stap te zetten. Niet zelden kiest men daarom voor tussenvormen: sommigen pendelen tussen België en Israël, of verhuizen naar elders in Europa. Ironisch genoeg geldt Antwerpen voor bepaalde orthodoxe gezinnen zelfs als relatieve toevlucht: wanneer een Antwerpse jongere trouwt met iemand uit bijvoorbeeld Londen of New York, blijkt een vestiging in Antwerpen aantrekkelijker wegens de veel lagere huizenprijzen en leefkosten voor grote gezinnen vergeleken met die megasteden. Deze factor alleen is echter onvoldoende om de algemene uitstroom te keren.
Zonder een nieuwe economische motor dreigt de Joodse aanwezigheid in België langzaam uit te doven. Misschien kan Antwerpen zich heruitvinden als knooppunt van internationale handel of een niche vinden om weer Joodse ondernemingszin aan te wakkeren – de haven, nieuwe technologieën, of de goudhandel? – maar vooralsnog is daar weinig van te merken. Bovendien ontbreekt het aan sterk leiderschap om zo’n visie uit te dragen. De instanties die de gemeenschap zouden moeten leiden en vertegenwoordigen, verkeren immers zelf in crisis.
De Stichting van het Jodendom: van hoop naar wanhoop
Het grootste symbool van de interne malaise is de Stichting van het Jodendom van België. Deze stichting van openbaar nut werd begin deze eeuw in het leven geroepen in de nasleep van de Commissie-Buysse, die onderzocht hoe met geroofde Joodse bezittingen en restitutiegelden moest worden omgegaan. In 2008 werd het resterende compensatiebedrag officieel overgedragen aan de nieuw opgerichte Stichting van het Jodendom , met de bedoeling dit kapitaal te beheren ten bate van het Joodse leven in België. Met overheidsgeld en tientallen miljoenen euro’s aan Holocaustrestitutiegelden in kas, had de Stichting de middelen én de missie om de Joodse gemeenschap nieuw leven in te blazen.
Aanvankelijk leek het concept veelbelovend. De stichting zou projecten van Joodse organisaties ondersteunen, herinnering aan de Holocaust levendig houden en als overkoepelend orgaan fungeren om de diverse Joodse initiatieven te versterken. De bestuursstructuur werd “gefederaliseerd” opgezet: Franstalige bestuursleden vertegenwoordigden de gemeenschappen in Brussel en Wallonië, Nederlandstalige leden die van Antwerpen en Vlaanderen. Men benadrukte de eenheid en het gemeenschappelijke belang: de stichting zou boven lokale verschillen staan en de gemeenschap als geheel dienen.
Ruim vijftien jaar later is van die idealen echter bitter weinig terechtgekomen. Een analyse van de Stichting vandaag schetst een ontluisterend beeld. De voorzitter, Eli Ringer, heeft België al geruime tijd verlaten en woont niet eens meer in het land dat hij geacht wordt te dienen. Minstens één ander bestuurslid zou in Zwitserland resideren. De beheerraad van de Stichting – een instelling met openbaar nut – lijkt zelf het geloof in een Joodse toekomst in België te hebben opgegeven, getuige het feit dat haar kopstukken hun koffers hebben gepakt.
Daarnaast heeft de Stichting zich volledig teruggeplooid op een minimale interpretatie van haar taak. Waar ze ooit fungeerde als vertegenwoordiging van de Joodse gemeenschap (met bestuursleden uit diverse organisaties), ontkent ze nu expliciet nog een dergelijk mandaat te hebben. De leden van de raad van bestuur vertegenwoordigen enkel zichzelf, niet langer de organisaties of achterban waaruit ze ooit voortkwamen. De kloof met de gemeenschap is totaal: de Stichting opereert in een vacuüm, losgezongen van de noden op het terrein.
Kritiek of tegengeluid vanuit de Joodse gemeenschap is amper hoorbaar. Dat komt enerzijds doordat de meeste Joodse organisaties, scholen en verenigingen in België de afgelopen jaren ernstig zijn verzwakt. Ze zijn financieel en organisatorisch afhankelijk (ironisch genoeg soms van subsidies van diezelfde Stichting) en missen de slagkracht om hun stem te laten horen. Anderzijds heerst er wellicht moedeloosheid en vermoeidheid – men legt zich neer bij de status quo. Er wordt nauwelijks geprotesteerd tegen het gebrek aan representatie of tegen het uitblijven van nieuwe initiatieven om de gemeenschap er weer bovenop te helpen. Het resultaat is een vicieuze cirkel: de Stichting neemt geen initiatief, en niemand dwingt haar daartoe, waardoor de neergang ongestoord verder gaat.
Een sprekend voorbeeld van deze passiviteit is de omgang met het zogenaamde NMBS-dossier. In december 2023 verscheen een langverwacht historisch onderzoeksrapport, in opdracht van de Belgische Senaat, over de rol van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) bij de Holocaust-deportaties. De conclusies logen er niet om: de Belgische spoorwegen factureerden de nazibezetter voor hun “diensten” bij het transport van Joden naar Auschwitz. Met andere woorden, de NMBS was geen hulpeloos radertje maar een gewillige uitvoerder die nog winst maakte op de dodentreinen. Andere landen (Frankrijk, Nederland…) hebben hun spoorwegen publiekelijk laten excuses aanbieden en/of compensatiefondsen opgericht voor slachtoffers. In België zijn pas recent, na grote vertraging, eerste stappen richting excuses gezet. Toch blijft het oorverdovend stil vanuit de Stichting van het Jodendom en andere officiële Joodse instanties. Men zou verwachten dat juist zij – als hoeders van de herinnering en vertegenwoordigers van de gemeenschap – druk zouden uitoefenen op de overheid om hier rechtvaardigheid te laten geschieden. Maar de Stichting weigert kennelijk om hierover in aanvaring te gaan met de Belgische staat, mogelijk uit politieke berekening of inertie.
Deze afwachtende houding is des te schrijnender als men bedenkt dat de stichting haar bestaan juist dankt aan overheidsgeld en restitutie voor oorlogsmisdaden. Haar mandaat van “publiek nut” zou moeten betekenen dat ze onbevreesd opkomt voor historisch recht en de belangen van de gemeenschap. In plaats daarvan heerst voorzichtigheid tot op het lafhartige af. Elk potentieel conflict met officiële instanties wordt vermeden – ook al staat rechtvaardigheid op het spel – wellicht om de eigen positie niet te destabiliseren. Hiermee verzaakt de stichting aan haar morele plicht en laat ze zien dat er intern geen vuur meer brandt om voor de Belgische Joden te strijden.
Het Consistorie: een relikwie uit Brussel
Naast de falende Stichting is er het Consistorie, officieel het Centraal Israëlitisch Consistorie van België, dat de eredienst en religieuze belangen van Joden moet behartigen. Ook deze instelling kampt met een geloofwaardigheidsprobleem en wordt gezien als achterhaald. Historisch is het Consistorie altijd in Franstalige Brusselse handen geweest – tot op de dag van vandaag wordt het doorgaans voorgezeten door een Franssprekende Brusselaar – terwijl het kloppende hart van het Joodse leven juist in Antwerpen ligt.
Deze disproportionele Brusselse invloed botst met de realiteit. Antwerpen huisvest verreweg de grootste en actiefste Joodse gemeenschap van het land, met zijn netwerk van synagogen, koosjere winkels, scholen en culturele verenigingen. Brussel daarentegen heeft een veel kleinere, versnipperde Joodse populatie. Toch bepaalt Brussel van oudsher de koers en voert het de woord via het Consistorie. Dit leidt tot frustratie in Antwerpen: men voelt zich ondervertegenwoordigd en soms onbegrepen door de centrale leiding.
Bovendien ontbreekt het het Consistorie aan daadkracht en moderne visie. Het orgaan bestaat al sinds de 19e eeuw en hanteert vaak nog een oude bestuursstijl, met veel nadruk op protocol en weinig op vernieuwing. Initiatieven om bijvoorbeeld nieuwe vormen van Joods onderwijs te ondersteunen, de jeugd aan te spreken of positieve bekendheid aan de gemeenschap te geven, komen er amper. Net als de Stichting is het Consistorie de afgelopen jaren vooral opgevallen door afwezigheid in het publieke debat, tenzij het om zeer traditionele standpunten gaat. Zo heeft men wel posities ingenomen in discussies over ritueel slachten of besnijdenis (klassieke religieuze thema’s), maar laat men opportuniteiten liggen om de gemeenschap nieuw elan te geven of zich te hervormen naar hedendaagse noden.
Het Consistorie lijkt zo vast te zitten in een Brusselse bubbel, waarin oude families en insiders de dienst uitmaken. De diversiteit en vitaliteit van het Joodse leven in Antwerpen – variërend van ultraorthodox tot liberaal, van diamantslijper tot academica – wordt onvoldoende gereflecteerd of benut. Hierdoor groeit de kloof tussen officiële vertegenwoordiging en de leefwereld van Joden in Vlaanderen. De Antwerpse Joden organiseren steeds meer hun eigen initiatieven los van het Consistorie, of ze wenden zich helemaal af van de “officiële” structuren. Dit ondermijnt op termijn de eenheid en slagkracht van de gemeenschap als geheel.
Hervorming of einde: een Vlaams initiatief als uitweg?
Gezien de lamme toestand van zowel de Stichting van het Jodendom als het Consistorie, rijst de vraag of de Belgische Joodse gemeenschap nog te redden valt binnen de bestaande kaders. Steeds duidelijker wordt dat grondige hervormingen nodig zijn. Sommige stemmen fluisteren zelfs over een meer regionale aanpak, specifiek een Vlaamse. Zou een eigen Vlaams consistorie en een Vlaamse stichting – los van de Brusselse en nationale structuren – een oplossing kunnen bieden? Het idee hierachter is dat Antwerpen (en bij uitbreiding Vlaanderen) zélf het heft in handen neemt, met instellingen die dicht bij de plaatselijke gemeenschap staan en hun specifieke noden begrijpen.
Historisch is zo’n splitsing niet ondenkbaar. Nico Gunzburg, een prominente Antwerpse Joodse jurist en politicus in de eerste helft van de 20e eeuw, bewandelde na de Eerste Wereldoorlog een vergelijkbaar pad. In de jaren 1920 was hij betrokken bij de oprichting van het Centraal Beheer van Joodse Weldadigheid in Vlaanderen – een initiatief om Joodse sociale zorg te centraliseren en versterken. Opvallend is dat er in Wallonië toen geen equivalent van bestond. Gunzburgs Vlaamse benadering was succesvol in de zin dat ze inspeelde op lokale behoeften en een eigen dynamiek creëerde waar de Franstalige instellingen te kort schoten. Zijn voorbeeld toont dat het mogelijk is om, binnen één land, met gedifferentieerde Joodse structuren te werken als de situatie dat vereist.
Een “Vlaamse Stichting” zou het restitutiekapitaal en de middelen rechtstreeks kunnen aanwenden voor projecten in Antwerpen en omstreken – bijvoorbeeld het ondersteunen van Joodse scholen die nu in ademnood zijn, het oprichten van een cultureel centrum om jonge gezinnen aan te trekken, of investeringen in veiligheid en zichtbaarheid van de gemeenschap. Een “Vlaams Consistorie” zou kunnen zorgen voor religieuze dienstverlening (zoals rabbijnen, koosjer toezicht, etc.) die toegespitst is op de vele gemeenten in Antwerpen en Gent, in plaats van dat alles gecentraliseerd via Brussel loopt. Uiteraard zijn hiermee allerlei uitdagingen gemoeid (niet in het minst de coördinatie met de Franstalige tak en de verdeling van middelen), maar de status-quo is duidelijk onhoudbaar. Zonder een of andere drastische ingreep dreigt de neerwaartse trend niet te keren.
Het is belangrijk te benadrukken dat het hier niet gaat om een communautaire twist binnen de gemeenschap om taal of regio per se, maar om pragmatisch overleven. De Belgische politiek is federalistisch geëvolueerd omdat gebleken is dat een one-size-fits-all aanpak vaak tekortschiet; wellicht geldt iets gelijkaardigs voor het Joodse bestel. Antwerpen is nu eenmaal een unieke hub met heel eigen uitdagingen (denk aan de joods-orthodoxe leefwijze die een hele infrastructuur vergt, of de nabijheid van islamitisch radicale netwerken in de stad). Een lokaal verankerde leiding zou sneller en doortastender kunnen reageren dan de logge, door compromis verlamde nationale structuren.
Conclusie: revolutie of berusting?
We staan op een kruispunt. Er zijn twee soorten reacties mogelijk binnen de Joodse gemeenschap – om het wat zwart-wit te stellen: die van de revolutionairen en die van de gelatenen. De eersten kiezen ervoor om het tij te keren, desnoods met radicale middelen: instellingen opschudden of vervangen, nieuwe initiatieven uit de grond stampen, luid op de tafel kloppen bij overheid en eigen gemeenschap om verandering af te dwingen. De laatsten passen zich lijdzaam aan de krimpende realiteit aan, trekken zich terug in hun schulp en hopen de storm uit te zitten, maar kwijnen intussen langzaam weg.
De grote vraag is: welk pad kiest de Antwerpse (en bij uitbreiding Belgische) Joodse gemeenschap? Blijft men berustend toekijken hoe antisemitisme en desinteresse de laatste vonkjes uitdoven, of grijpt men deze wake-up call aan om zichzelf heruit te vinden? De Stichting van het Jodendom, eens opgericht als hoopvol symbool van wederopbouw, lijkt nu de begrafenisklok te luiden voor Joods België. Maar dat hoeft niet het einde van het verhaal te zijn. Misschien is juist deze constatering – dat de officiële structuren hebben gefaald – de voorbode van een nieuw begin, een kans voor frisse krachten om op te staan.
De geschiedenis van de Joden in België kent hoogte- en dieptepunten. Telkens weer bleek veerkracht een kernkwaliteit. Die veerkracht wordt nu opnieuw op de proef gesteld. Zonder ingrijpen dooft het licht, met durf en visie kan het opnieuw worden aangestoken. De keuze ligt bij de gemeenschap zelf en haar leiders (huidige of toekomstige). Antwerpen heeft niet voor niets de bijnaam “Jeruzalem van het Noorden” gedragen – er was hier ooit een bloeiend Joods leven tegen de verdrukking in. Of dat motto toekomstgericht werkelijkheid blijft of enkel nog historiek, zal afhangen van de bereidheid nu om revolutionaire veranderingen door te voeren. Het is tijd om te kiezen tussen het pad van de geleidelijke verdwijning of dat van de heropleving. De klok tikt, maar er is nog hoop – áls men wakker wordt en in actie schiet. Zoals een betrokken lid van de gemeenschap het recent verwoordde: “Als we nú niet verenigd optreden, is ons verhaal hier voorgoed voorbij.”
Maar men kan dit onderwerp niet afsluiten zonder het dodelijk gevaar van antisemitisme te benomen.
Latent antisemitisme en interne inertie
Wat de situatie nog schrijnender maakt, is het sluimerend, latent antisemitisme dat als een onderstroom door de Belgische samenleving blijft lopen. Dit antisemitisme manifesteert zich zelden openlijk, maar is des te venijniger in zijn subtiele, normaliserende vormen: het gemak waarmee Joodse zorgen worden weggewuifd, het structureel gebrek aan politieke empathie of concrete maatregelen, en de manier waarop de term “Zionist” steevast wordt ingezet als geuzennaam voor verdachtmaking. In onderwijs, media en zelfs op beleidsniveau worden antisemitische narratieven zelden expliciet benoemd of gecorrigeerd, wat bijdraagt tot een klimaat waarin Joden zich onzichtbaar maken om conflicten te vermijden.
Toch blijft de respons van de gevestigde Joodse instellingen uit. In plaats van krachtig op te treden tegen dit sluipend gif, hebben veel Joodse organisaties zich teruggetrokken in zichzelf. Ze fungeren steeds meer als besloten clubs, gericht op het behoud van eigen posities en belangen, eerder dan als actieve vertegenwoordigers van de bredere Joodse bevolking. Besturen zijn vaak niet transparant of representatief, en communicatie met de achterban is beperkt. Nieuwe generaties raken hierdoor vervreemd van wat ooit hun gemeenschap was. Jongeren voelen zich niet gehoord of gesteund, en missen platforms waar ze hun zorgen en identiteit kunnen uitdrukken.
Op politiek vlak blijft de Joodse stem doorgaans stil of tandeloos. Terwijl andere minderheden via lobbygroepen of culturele instellingen wel degelijk druk weten uit te oefenen op beleidsmakers, zijn Joodse organisaties in België opvallend afwezig in het maatschappelijke debat – zeker wanneer het gaat om thema’s die verder reiken dan de klassiek religieuze. Er is amper een gecoördineerde strategie om op te komen voor de veiligheid, zichtbaarheid en toekomst van de gemeenschap in een multicultureel en soms vijandig klimaat. Deze afwezigheid is niet louter toeval, maar het gevolg van een diepgewortelde malaise: een leiderschap dat vooral intern gericht is, op de eigen structuur, op voorzichtigheid, op behoud van status quo – in plaats van op daadkracht en externe impact.
Deze geslotenheid heeft als bijeffect dat de gemeenschap versnipperd en zonder richting achterblijft. Zonder gevoel van collectieve vertegenwoordiging, zonder organisaties die echte belangenbehartiging voeren, verdwijnt het vertrouwen in de instellingen. Men trekt zich terug in privékringen, of verlaat gewoon het toneel. Zo versterkt het interne vacuüm het externe isolement – een vicieuze cirkel die alleen doorbroken kan worden door nieuwe actoren, nieuwe structuren en een fundamentele mentaliteitswijziging.
Ontvang het laatste nieuws
Abonneer je op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte! Ontvang als eerste het laatste nieuws in je inbox:
