Europa staart in de spiegel en herkent zichzelf niet meer. Politiek is altijd lokaal met een navelstreng naar de kiezers. Politici willen een evenbeeld zien in de spiegel zoals ze zichzelf willen voorstellen, zelden zoals ze echt zijn. Maar het spiegelbeeld toont een continent dat ooit maatgevend was in macht, markt en moraal – en dat nu merkt hoe de wereldgeschiedenis zich zonder zijn regie voltrekt. Waar de weegschaal vroeger stevig op Europees gewicht rustte, wegen anno 2025 tonnen wapentuig, technologische sprongen en economische slagkracht elders zwaarder.
Uit die spiegeling van verloren grandeur groeit een oud en duister bijproduct: antisemitisme. In tijden van crisis, zo leert de geschiedenis, vindt men vlug een zondebok. Wanneer de maatschappelijke fundamenten schokgolven voelen, graven populisten, maar evengoed doorgewinterde machthebbers, vertrouwde vijandbeelden op. “Als het moeilijk wordt, geef dan de Joden de schuld, zodat men niet jouzelf beschuldigt,” fluistert de geschiedenis Premier Starmer in, terwijl hij geconfronteerd wordt met een stagnerende Britse economie en een unheimisch post‑Brexit‑moeras.
Links, rechts en de electorale rekensom
Het links‑progressieve kamp, dat zich graag tooit met universele mensenrechten, omarmt tegenwoordig openlijk anti‑Israëlische retoriek om zijn ‘nieuw verworven kiezerspubliek’ tevreden te houden. Terzelfder tijd bedienen uiterste‑rechts partijen de klassieke antisemitische onderbuik van hun achterban. Zo beweegt de politieke slinger gelijktijdig naar twee kanten, maar telkens richting hetzelfde zondebok.
Dat verschijnsel is geen geheim; het is veeleer een publiek geheim – een murmelend akkoord in de wandelgangen van de macht. Links denkt stemmen uit migrantenwijken veilig te stellen, rechts hoopt op nostalgische resentimenten. Intussen verschuift de publieke opinie langzaam naar het idee dat Israël, en bij uitbreiding het Joodse volk, de veroorzaker is van de morele onbalans die men zelf voelt.
Israël voert de vuile oorlog – Europa sanctioneert
“Israel is doing the dirty work for the entire West,” verklaarde bondskanselier Friedrich Merz nog geen week geleden. Terwijl Iraanse raketten Israëlische ziekenhuizen en woonblokken teisteren, kijkt Europa toe vanuit een comfortabele afstand en geniet het stilzwijgend van de strategische voordelen. Amerikaanse bommenwerpers en Israëlische afweergeschutten neutraliseren een nucleaire dreiging die evengoed Madrid, Rome of Antwerpen had kunnen treffen.
Toch richt Europa zijn pijlen eerder op Israël dan op Teheran. Op dag één van de oorlog veroordeelde de kersverse Britse premier Keir Starmer de Israëlische operatie als “concerning” en “een escalatie”. Op dag vijf bleef Élysée‑bewoner Emmanuel Macron koppig vasthouden aan zijn plan een VN‑conferentie te organiseren over de onmiddellijke erkenning van een Palestijnse staat – alsof men te midden van een brand het tapijt besluit te stofzuigen. Op dag zes eisten negen EU‑lidstaten een uitbreiding van sancties tegen Israëlische gemeenschappen in Judea en Samaria. Ideologische raketten vlogen in tegengestelde richting van de fysieke; toch waren ze niet minder doelgericht.
Twee fronten van afleiding
Europa leidt Israël af op twee niveaus: het leiderschapsniveau en het volksniveau. Terwijl de Israëlische oorlogskabinetten nachtenlang strategieën uittekenen die óók de Europese veiligheid garanderen, fabriceren Europese leiders surrealistische juridische aanvallen die Jeruzalem moeten bezighouden. En terwijl bewoners van Sderot en Hebron schuilen voor Iraanse raketten, slingert de Europese straat hashtags als digitale projectielen: #CeasefireNow, #SanctionIsrael.
Het resultaat is een akelige wisselwerking. Iraanse generaals rekenen op Europese pressie om de Israëlische vastberadenheid te breken; Europese politici teren op de existentiële oorlog om hun binnenlandse frustraties af te reageren. Het fysieke front voedt het ideologische, het ideologische front stimuleert het fysieke.
Frustratie in cijfers en symbolen
De cijfers zijn meedogenloos: het Europese defensiebudget blijft, ondanks ronkende NAVO‑verklaringen, achter bij de realiteit van hypersonische dreiging. Innovatieklokhuizen verplaatsen zich naar Silicon Valley, Shenzhen en Bangalore, terwijl Brussel verdrinkt in reguleringsdrift. De pond verzwakt, de euro stagneert, de productiviteitscurve lijkt op de adem van een vermoeide longpatiënt.
In dat decor klinkt het verleidelijk om een scherpe retorische boemerang te gooien naar de Joodse staat: “Zij escaleren, zij destabiliseren; wij sanctioneren.” Het is schuldverschuiving als zelfmedicatie. Maar het is ook een weerspiegeling van machteloosheid: men kan Teheran militair noch economisch klemzetten, men durft Moskou niet verder provoceren, men wil Washington niet bruuskeren – dus schopt men tegen Jeruzalem.
De transformatie van het Joodse subject
In de Middeleeuwen bevond de Jood zich in Europese getto’s en was de aanval gericht op de religie: synagogen werden verwoest, theologische disputen mondde uit in pogroms. In de twintigste eeuw, na de emancipatie in Europese steden, richtte het vergif zich op de geassimileerde gemeenschap – culminerend in de Shoah. In de eenentwintigste eeuw is het soevereine Joodse subject de staat Israël.
Het tragische is dat juist die transformatie het antisemitische patroon verhevigt: want nooit eerder hoefde Europa rekening te houden met een Jood die terugschiet. Israël maakt het narratief van de eeuwige underdog onbruikbaar en ontneemt Europa de schijnbaar morele superioriteit waarmee het eeuwenlang zijn koloniale verleden wist weg te poetsen.
Een literair intermezzo: de schaduw op de kathedraal
Stel u voor: een gotische kathedraal in het hart van het continent, de glasramen badend in diffuus ochtendlicht. Plots werpt een onbekende wolk donkere schaduwen op het altaar. Gelovigen kijken op, zoeken de oorzaak. “Het is de Jood,” fluistert iemand, wijzend naar de hemel waar de wolk zich blijkt te vormen tot een rookspoor van een Iraanse Shahed‑drone die – honderden kilometers verderop – in de Negev wordt neer gehaald. Het is dezelfde reflex die kroniekenschrijvers in de veertiende eeuw beschreven toen men Joden beschuldigde de Zwarte Dood te verspreiden. De tijden veranderen, reflexen blijven.
Het scharnierpunt: frustratie wordt onmacht, onmacht wordt haat
Vice‑president J.D. Vance verwoordde het kernachtig: “De grootste dreiging voor het Westen komt niet van buiten, maar van binnen Europa zelf.” Die dreiging is de cocktail van demografische onzekerheid, economische stagnatie en culturele versnippering die transformeert in ressentiment. Waar men vroeger nationale trots vond in welvaart, zoekt men nu een gemeenschappelijke vijand om collectief falen te maskeren. Dat patroon verklaart waarom zelfs chanceliers met een uitgesproken pro‑Israëlische reputatie uitglijden over de dunne lijn tussen kritiek en demonisering.
Conclusie: het spiegelpaleis verlaten
Europa kan pas haar verhouding tot Israël en het Jodendom normaliseren wanneer het eigen spiegelpaleis verlaat. Dat vereist de erkenning dat macht en moraliteit zich niet langer vanzelfsprekend rond de Seine, de Spree of de Theems concentreren. Het vergt de moed om defensie‑ en innovatie‑tekorten eerlijk te benoemen, en om externe vijanden niet langer te projecteren op de gemakkelijkste zondebok.
Tot die dag blijven we gevangen in een tragisch schouwspel: Israël vecht – volgens Merz – “de vuile oorlog” voor het Westen, maar ontvangt er sancties en sermoenen voor terug. Europa geniet militair‑strategische bescherming, maar kiest ervoor de hand die het beschermt te bijten. Zo’n paradox kan slechts worden opgelost door volwassen zelfreflectie. Want wie voortdurend in de spiegel kijkt om een vijand te zoeken, ontdekt uiteindelijk alleen de contouren van zijn eigen onmacht.

Receive Breaking News
Sign up for our newsletter and stay up to date! Be the first to receive the latest news in your mailbox: