Volgens het Belgische terreur-analyseorgaan OCAD is een deel van de klimaatbeweging Code Rood de afgelopen tijd sterk geradicaliseerd. In een vertrouwelijk rapport schetst OCAD hoe sommige subgroepen binnen Code Rood zijn opgeschoven van vreedzaam protest naar hardere acties met geweld. “Sommige groepen zijn extremistisch en gebruiken geweld,” klinkt het onomwonden. Daarbij ziet men ook een toenemende toenadering tot extreemlinks – de klimaatstrijd wordt gekoppeld aan bredere links-radicale thema’s. OCAD stelt zelfs dat vooral Franstalige extreemlinkse activisten invloed hebben op deze radicalisering.
OCAD slaat alarm omdat dit niet zonder gevaar is. Het rapport bevat nooit eerder gepubliceerde details over de schade die radicale klimaatactivisten al hebben aangericht en waarschuwt de federale regering: “Er hadden al doden kunnen vallen”. Een concreet voorbeeld: op 1 maart 2025 voerden Code Rood-activisten een gecoördineerde actie bij de installaties van voedingsbedrijf Cargill in de Gentse haven. Wat begon als een bezetting escaleerde bijna tot een ramp – door sabotage was de haven op het nippertje aan een dodelijk incident ontsnapt. Bij die actie werd aanzienlijke schade aangericht. Veiligheidsdiensten wijzen erop dat indien werknemers niet tijdig hadden ingegrepen, het incident op de voorpagina’s had kunnen eindigen met ernstige slachtoffers. Dit illustreert hoe urgent men de situatie neemt: het ooit vreedzame klimaatprotest ontwikkelt zich tot een potentiële veiligheidsdreiging.
Twintig vzw’s onder Code Rood – verdeeldheid in de klimaatkoepel
Code Rood is geen klassieke vzw op zichzelf, maar een koepel van tientallen actiegroepen en verenigingen. Volgens HLN’s onderzoek vallen er zo’n twintig vzw’s onder de Code Rood-beweging. Op de eigen website omschrijft Code Rood zich als “een beweging voor burgerlijke ongehoorzaamheidsacties, opgericht door activisten en gesteund door NGO’s en lokale actiegroepen”. In de praktijk is het een bont samenwerkingsverband van klimaatactivisten – variërend van gematigde milieuorganisaties tot radicaal-linkse actiegroepjes – die samen grootschalige acties organiseren.
Die diversiteit leidt tot interne spanningen. Waar Youth For Climate en de Grootouders voor het Klimaat aanvankelijk meededen, voelen sommigen zich nu ongemakkelijk bij de radicale koers. De meer gematigde klimaatactivisten nemen afstand van acties die de wet overtreden of gevaarlijke situaties creëren. Zo hebben de Grootouders voor het Klimaat zich al gedistantieerd van Code Rood nadat de protesten grimmiger werden. Ook de bekende jonge klimaatactiviste Anuna De Wever – boegbeeld van de scholierenprotesten – reageerde op de beschuldigingen van radicalisering. “Wij worden geframed als gevaarlijk, omdat we de regering blijven confronteren met de feiten,” verdedigde De Wever zich. Met andere woorden: volgens haar bestempelt men de klimaatbeweging ten onrechte als extremistisch enkel omdat ze de overheid onder druk zet. Ondanks haar geruststellende woorden noemt het OCAD-rapport expliciet Anuna’s beweging, en plaatst die in een bredere context van radicalisering. Wat in 2019 begon met spijbelende tieners en vreedzame klimaatmarsen, is nu deels uitgegroeid tot een broedplaats voor extremisme, aldus het rapport. De naam van Anuna De Wever valt, maar ook die van extreemlinkse organisaties die hun stempel drukken op de nieuwe klimaatacties.
Hollywood-geld financiert radicale klimaatactie
Wie zijn deze radicale klimaatactiegroepen, en waar halen ze hun geld vandaan? HLN dook in de financiering achter Code Rood en stuitte op een opmerkelijke geldstroom uit Los Angeles. Een aanzienlijk deel van de financiering van Code Rood komt van het Climate Emergency Fund (CEF) – een non-profitorganisatie uit Beverly Hills die klimaatactiegroepen ondersteunt. Deze in 2019 opgerichte stichting afficheert zich als ondersteuner van “dringende klimaatactie” en heeft sinds haar oprichting tientallen miljoenen dollars aan subsidies verstrekt aan klimaatactivisten wereldwijd.
Het Climate Emergency Fund wordt vooral gespijsd door kapitaalkrachtige filantropen en beroemde Amerikanen. De oprichters en geldschieters lezen als een who’s who van progressief Hollywood. Zo is mede-oprichter Rory Kennedy een telg uit de Kennedy-familie, en fungeert Aileen Getty – erfgename van het beroemde oliemagnaat-geslacht Getty – als prominente donateur. Dat laatste is opvallend: een petroleum-fortuin financiert uitgerekend klimaatactivisme. Bovendien heeft filmregisseur Adam McKay (bekend van de klimaatfilm Don’t Look Up) zich aangesloten bij het bestuur van CEF en in september 2022 maar liefst $4 miljoen toegezegd. Acteur Jeremy Strong, bekend van de HBO-serie Succession, is eveneens een belangrijke sponsor. Andere Hollywood-namen zoals comedian Chelsea Handler, acteur Thomas Middleditch en Disney-erfgename Abigail Disney staan als donateurs vermeld. Het bestuur en de fondsenwerving van CEF hebben dus een duidelijk sterrengehalte.
Deze gulle gevers pompen geld in klimaatactie-netwerken over de hele wereld. CEF richt zich expliciet op actiegroepen die via burgerlijke ongehoorzaamheid en disruptieve protesten aandacht vragen voor de klimaatcrisis. Volgens hun eigen jaarverslag 2022 financierde CEF vorig jaar 44 actiegroepen in verschillende landen en trainde het via die groepen ruim 45.000 activisten. Code Rood blijkt één van de begunstigden. Hoewel precieze bedragen niet publiekelijk werden gedeeld, stelt HLN vast dat er tienduizenden euro’s vanuit CEF naar de Belgische Code Rood-beweging zijn gevloeid (direct of via verwante organisaties). Climate Emergency Fund zelf benadrukt dat het enkel vreedzame, geweldloze acties wil ondersteunen. Maar de realiteit is dat enkele door CEF gesteunde coalities – zoals Code Rood – inmiddels tactieken hanteren die allerminst vreedzaam zijn. Dit werpt de vraag op in hoeverre CEF haar grantees screent op radicalisering.
“Climate Emergency Fund is in korte tijd de pinautomaat geworden waar radicale klimaatactivisten aankloppen om hun nieuwste stunt te financieren,” zegt Caitlin Sutherland van de Amerikaanse waakhondorganisatie Americans for Public Trust. En inderdaad, veel van de meest spraakmakende klimaatprotesten van de voorbije twee jaar werden direct of indirect mogelijk gemaakt door geld uit Beverly Hills. Just Stop Oil in het Verenigd Koninkrijk – berucht om het bekladden van kunstwerken en blokkeren van snelwegen – kreeg via het A22-netwerk financiering van CEF. In Duitsland ontving Letzte Generation (Laatste Generatie) steun; in Italië Ultima Generazione. Al deze groepen maken deel uit van het internationale A22-netwerk van klimaatactivisten en voeren ongeziene acties. Activisten lijmden zich vast aan beroemde schilderijen, gooiden soep over Van Goghs zonnebloemen in een museum, blokkeerden luchthavens en snelwegen en verstoren sportevenementen door zich aan doelpalen of tennismetten vast te ketenen. Dergelijke “ongehoorzame” protestmethoden – door critici ook wel aangeduid als eco-vandalisme – halen bijna wekelijks het nieuws. Niet zelden zit het Climate Emergency Fund achter de schermen als geldschieter. CEF zelf pocht dat haar subsidieprojecten al meer dan 24.000 mediaberichten (“press hits”) hebben gegenereerd – gratis publiciteit voor de klimaatagenda, aangejaagd door controversiële acties.
Ironisch genoeg zijn sommige CEF-donateurs openlijk voorstander van zulke radicale methoden. Aileen Getty, de olie-erfgename, prees de activisten die tomatensoep over Van Goghs schilderij Zonnebloemen gooiden als moedige klokkenluiders voor het klimaat. In een opinieartikel in The Guardian verdedigde ze dat vandalisme als een noodkreet die gerechtvaardigd zou zijn gezien de ernst van de klimaatcrisis. Het toont aan hoe ver delen van de klimaatbeweging en hun geldschieters bereid zijn te gaan: klassieke politieke lobby of keurige betogingen volstaan niet meer, men wil choqueren en ontregelen om de alarmbel te luiden.
Toch rijst de vraag of het doel de middelen heiligt. Sommige klimaatactivisten betwijfelen of dergelijke extreme acties niet contraproductief zijn. Thomas Pyle, voorzitter van de American Energy Alliance (een pro-energiewereld denktank), wijst erop dat de “wishlist” van radicale klimaatactivisten – zoals onmiddellijke stopzetting van fossiele brandstoffen – desastreus zou uitpakken voor gewone mensen, vooral voor armere gezinnen die hogere kosten en minder mobiliteit moeten vrezen. Met andere woorden: de radicalen claimen te vechten voor klimaatgerechtigheid, maar hun eisen zouden juist de kwetsbaren het hardst treffen. Het debat hierover woedt intussen ook in België. Moet de overheid harder optreden tegen klimaatactie die doorslaat in sabotage en geweld? N-VA-Kamerlid Jeroen Bergers vindt van wel: “Geweld mogen we nooit aanvaarden. Dat is een brug te ver, waartegen moet worden opgetreden,” stelde hij, terwijl hij opriep tot een parlementaire hoorzitting over het extremisme binnen de klimaatbeweging.
Woke-radicalisering: een nieuwe golf activisme met oude kenmerken
De ontwikkeling bij Code Rood staat niet op zichzelf, maar past in een breder patroon. Jonge klimaatactivisten omarmen steeds vaker een intersectionele, anti-kapitalistische ideologie – wat critici aanduiden als “woke-radicalisering”. Klimaatverandering wordt gezien als symptoom van een globaal onrechtvaardig systeem dat ook racisme, kolonialisme en ongelijkheid omvat. Klimaatrechtvaardigheid is onlosmakelijk verbonden met sociale rechtvaardigheid, zo redeneert men. De Zweedse klimaaticone Greta Thunberg, ooit strikt gefocust op CO₂-reductie, verkondigt nu openlijk anti-kapitalistische standpunten. “Ons volledige kapitalistische systeem moet op de schop, anders komt er geen einde aan de klimaatcrisis,” schreef Thunberg in haar recent boek. Ze hekelt “het normaal dat gebaseerd is op kolonialisme, imperialisme, onderdrukking en genocide” en stelt dat alleen een totale ommekeer volstaat. Thunbergs radicale wending is tekenend voor de evolutie van de klimaatbeweging wereldwijd. Waar traditionele milieubewegingen wilden samenwerken met overheden en bedrijven voor groene hervormingen, gelooft de nieuwe generatie klimaatactivisten dat confrontatie en systeemverandering nodig zijn.
Die radicale opvattingen drijven de klimaatbeweging in de armen van andere linkse activistische stromingen. Klimaatactivisme vloeit samen met anti-racisme, genderactivisme, anti-koloniale bewegingen en pro-Palestijnse solidariteit tot één groot “social justice” front. In het tijdperk van de intersecties bestrijdt men het ene onrecht niet zonder het andere. Zo zien we dat klimaatbetogingen spandoeken voor Palestijnse bevrijding dragen, en dat anti-fossiele brandstof campagnes worden gekoppeld aan de strijd tegen “imperialisme” of voor inheemse rechten. Activisten benadrukken de parallellen: net zoals uitgebuite volkeren in het Zuiden bevrijd moeten worden (denk aan Palestina), zo moet de aarde bevrijd worden van de ketenen van het kapitalisme. Dit nieuwe progressieve activisme is “één en ondeelbaar”: Black Lives Matter, LGBTQ-rechten, dekolonisatie, klimaatrechtvaardigheid – alles hoort bij dezelfde visie op mondiale rechtvaardigheid.
Oudere toeschouwers zien hierin echo’s van het verleden. Het is namelijk niet de eerste keer dat een linkse protestgolf radicaliseert en aansluiting zoekt bij wereldrevolutionaire bewegingen. In de jaren ’70 groeide in Europa een extreemlinkse scene – van de Duitse Rote Armee Fraktion (Baader-Meinhof) tot Italiaanse en Franse cellen – die geweld niet schuwde om haar idealen door te drukken. Ook toen werd de strijd tegen het “kapitalistische systeem” internationaal gevoerd. Links-extremistische groeperingen zochten toenadering tot anti-imperialistische bondgenoten en werkten soms zelfs samen met Palestijnse terreurbewegingen. Zo trainden Duitse en Japanse linksterroristen in kampen van de PLO en de PFLP in het Midden-Oosten. Radicalen in Europa zagen de Palestijnse zaak destijds als onderdeel van de wereldwijde strijd tegen kapitalisme en koloniale onderdrukking. Die geschiedenis klinkt als een waarschuwing uit het verleden: eenmaal op het pad van radicalisering belandt, kan een sociale beweging ver afdwalen van haar oorspronkelijke vreedzame bedoelingen en verstrikt raken in gewelddadig extremisme.
Hoe ver staat de huidige klimaatbeweging nog van dat punt? Het is belangrijk te benadrukken dat de overgrote meerderheid van klimaatactivisten geweld blijft afzweren. Code Rood zelf stelt in haar communicatie dat ze streeft naar geweldloze disruptie, al wringt die claim natuurlijk met incidenten zoals bij Cargill. Experts wijzen erop dat het fenomeen van “radicale flanken” in sociale bewegingen historisch vaker is voorgekomen. Kleine minderheden binnen een beweging kunnen naar geweld grijpen als ze vinden dat veranderingen uitblijven – denk aan de radicale vleugels van de vredesbeweging, dierenrechtenbeweging of vroegere milieubeweging (zoals de eco-sabotage van Earth Liberation Front in de jaren ’90). De klimaatbeweging anno 2025 zou aan zo’n kantelpunt kunnen staan.
De parallellen met de jaren ’70 zijn in elk geval opmerkelijk. Waar toen linkse stadsguerrilla’s gezamenlijk een “internationale anti-imperialistische front” vormden, zie je nu klimaatactivisten zich uitspreken over Gaza of anti-racisme, en linkse anti-kapitalisten die zich vastkleven aan snelwegen voor het klimaat. In beide gevallen is er sprake van een gedeelde vijand: het “systeem” dat men omver wil – zij het destijds Westers kapitalisme en kolonialisme, nu fossiele industrie en aanverwante onderdrukkingsvormen. En in beide gevallen spelen jonge idealisten de hoofdrol, vaak overtuigd dat de urgentie van hun zaak uitzonderlijke middelen rechtvaardigt.
Belgische veiligheidsexperts benadrukken dat we nog ver verwijderd zijn van de extreme situatie van de jaren ’70, toen bomaanslagen en ontvoeringen door linkse terroristen schering en inslag waren. Toch houden zij de vinger aan de pols. De federale politie en OCAD volgen de radicale milieuscene nu even nauwlettend als voorheen jihadistische cellen. Men wijst erop dat sommige klimaatactivisten online ronselen voor steeds zwaardere acties. Het is dus geen ondenkbaar scenario dat een klein deel uiteindelijk grensoverschrijdend geweld zou kunnen plegen “voor de goede zaak”. Dat is precies waarom OCAD in haar rapport zo nadrukkelijk waarschuwt.
Conclusie: Hollywood-celebrities, olieschatrijke erfgenamen en gepassioneerde jongeren vormen een onverwachte alliantie in de hedendaagse klimaatbeweging. Hun middelen en motivaties hebben het klimaatprotest naar een radicaler en riskanter niveau getild. Enerzijds levert dat de gewenste aandacht op voor de klimaatcrisis – men spreekt erover, de druk op beleidsmakers verhoogt. Anderzijds dreigt de sympathie van het brede publiek te verdampen naarmate de acties gevaarlijker en agressiever worden. De klimaatzaak is voor veel mensen rechtvaardig en urgent; het zou tragisch zijn mocht ze ontsporen in onaanvaardbaar extremisme. De uitdaging bestaat erin het legitieme protest te vrijwaren van ontsporing. Want hoe nobel het doel ook is, een brug te ver – geweld, sabotage of samenwerking met duistere randfiguren – kan alle goodwill tenietdoen. Zoals de geschiedenis leert, is het een smalle grens tussen dwarse activist en dwaalspoor van extremisme. De komende maanden en jaren zullen uitwijzen of de klimaatbeweging in België (en wereldwijd) die grens weet te respecteren, of dat ze – aangemoedigd door wellustige financiers en ideologische zeloten – verder afglijdt naar een pad dat we sinds de jaren zeventig niet meer bewandeld hebben.
Bronnen: De bevindingen in dit artikel zijn gebaseerd op het OCAD-dreigingsrapport ingezien door HLN, uitspraken van betrokken activisten en politici, alsook op onderzoekswerk van de Washington Examiner over de Climate Emergency Fund en haar geldschieters. Daarnaast zijn historische parallellen en context ontleend aan academische analyses en persbronnen over links-extremisme in de jaren 60-70 en over de verstrengeling van huidige klimaat- en sociale bewegingen. Deze bronnen schetsen samen het beeld van een klimaatbeweging op een kruispunt: tussen legitiem burgerprotest en de gevaren van radicalisering.

Ontvang Breaking News
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf altijd op de hoogte! Ontvang als eerste het laatste nieuws in je mailbox: